Deelrapportage over de visresten uit de 10e tot 12e eeuw verschenen.
Bob Beerenhout (ARCHEO-ZOO) rondde onlangs zijn onderzoek af naar de visresten van de betrokken Zutphense opgravingen. Voor het eerst is er, met de eveneens afgeronde onderzoeken naar visresten uit Deventer, een goed beeld van de visconsumptie in de oudste Oost-Nederlandse steden, volgens Bob. Hieronder zijn samenvattende bevindingen (door mij redactioneel bewerkt):
Bekijken we nu op grond van het uitgevoerde onderzoek de status van de bewoners van de Gravenhof in de 10e/11e eeuw (graven van Hamaland, graven van Zutphen, mogelijk ook vorstelijke bezoeken) met die van de 12e eeuw (graven van Gelre), kunnen wij vaststellen dat er veranderingen zijn opgetreden. In beide perioden is sprake van status op grond van het visspectrum, maar in de 10e/11e eeuw ging het toch vooral om consumptievissen uit de regio, eventueel aangevoerd uit het Noorderkwartier van Holland (steur) of de Benedenrijn of Maas (zalm). Daarnaast werd geconserveerde vis ingekocht, w.o. zeker haring. Die situatie veranderde nauwelijks in de 12e eeuw. Wat status betreft, vindt een schaalvergroting plaats in de 12e eeuw. Vroonvis had nog steeds de voorkeur en dat waren in de eerste plaats de trekvissen. Zeelt wordt nooit onder de vroonvissen genoemd, maar is een inheemse soort met een zekere status gebaseerd op zeldzaamheid en vleesstructuur. Maar we zien in de 12e eeuw een opmerkelijke verandering bij de vis-import, waarbij het niet meer alleen om geconserveerde vis gaat. Nu laat men van elders levende, gekweekte karper aanvoeren. Mogelijk moeten we daar de veelvuldig aangetroffen zeelt aan toevoegen. Dit soort transporten van levende, gekweekte vis moeten opmerkelijke en kostbare ondernemingen geweest zijn, die zich ongetwijfeld alleen personen met een zeer hoge status veroorloven konden.
Waaruit blijkt dat karper levend werd geimporteerd?
BeantwoordenVerwijderen